U bent hier
Home > Nieuws > Mensje van Keulen in het Vierkant (en wat marsepein daarmee te maken heeft)

Mensje van Keulen in het Vierkant (en wat marsepein daarmee te maken heeft)

Op vrijdagavond 12 april was er dan eindelijk de lang verwachte Mensje van Keulen die de literaire avond glans gaf met haar stralende aanwezigheid. Opnieuw een geslaagd literair evenement georganiseerd door het Betje Wolff genootschap en gehouden in het sfeervolle Agrarisch museum Westerhem. In het vierkant was nu geen hooi te vinden, maar het was wel geheel bevolkt door geïnteresseerde Beemsterlingen die smulden van de anekdotes die Mensje rijkelijk rondstrooide. Na de inleiding van Janet Smith-van der Veen, ging de avond van start. Interviewer Alexander van Reeuwijk hoefde weinig vragen te stellen om de verhalenmachine van Mensje op gang te brengen. Zo werd het een genoeglijke avond die zoals gebruikelijk werd afgesloten met een borrel en een hapje.

Van ganzenveer tot pen en papier en van schoolbord tot schrijver

Mensje had de zolder bekeken, de ganzenveer gezien waarmee Betje schreef, en onlangs had ze zo’n mooie veer op straat gevonden en bewonderd, maar zelf schrijft ze het liefst gewoon op papier met pen. Het leukst vind ze het om fictie te schrijven rondom iets waarover ze zich verwonderd en afvraagt waar dat heen zou kunnen gaan?

Nu was ze wel als kind al helemaal onder de indruk van de taal en toen ze het woord marsepein op het schoolbord zag staan en kon lezen, was ze bijna helemaal gevloerd. Wat was taal mooi en mysterieus, wat je kon met die codes zelf een hele wereld scheppen! Ze ging aan de slag met kleine verhaaltje schrijven, en dat groeide uit tot meedoen aan de schoolkrant en die schoolkrant werd uiteindelijk verruild voor het oudste studentenblad van Nederland Propia Cures waar ze redacteur van werd. Mensje schreef al snel in literaire maandbladen als Maatstaf en zat regelmatig in een kring van bekende schrijvers. Zij had zich zoals de rups heel natuurlijk ontpopt tot vlinder, ‘ontwikkeld’ tot een literair fenomeen in het Letterland van de lage landen.

Pesterijen en Inspiratiebronnen

Ze had in het Betje Wolff de poëziealbums zien liggen, had er zelf ook één gehad, maar daar was haar zusje vaak in het kladden aan geweest. Gewoon om te pesten! Als het ging over pesten, herinnerde Alexander zich ook nog een gruwelijke pesterij uit zijn eigen jeugd. Als puber had hij mooie klassieke stukken gezongen die opgenomen waren op vhs-band. Maar wat hadden zijn leuke broertjes gedaan? Zij hadden die banden gewoon gebruikt om de laatste films van Arnold Schwarzenegger op te nemen.
In haar jeugd had Mensje alle delen van Winnetoe gelezen, ook dat deel waarin hij dood ging, wat tot grote triestheid leidde. Natuurlijk ook de schat van het Zilvermeer en de boeken van Arendsoog, Dick Bos, en Stijfkopje waarin ze zichzelf herkende als het ging om het pertinent weigeren een bepaalde jas te dragen. Op een bepaalde meisjesschool gebeurde er een incidentje. Ze kreeg een verboden naaktboekje in handen, dat haar ouders vonden onder haar kussen, waarna ze vermaand en berispt werd en van school moest wisselen. Geleidelijk kwamen meer de literaire schrijvers in beeld als Marcellus Emants, Oudshoorn, Nescio en Dickens. Ook schrijvers als Wolkers en Van het Reve die wat van later datum zijn noemde ze.

Verpletterend droomdebuut

Bleekers zomer kwam uit in 1972, beleefde vele herdrukken en werd alom bejubeld. Ik las een recensie van Sylvia Witteman erover die als titel had: Uiteindelijk las ik Mensje tóch, en ik was verpletterd. Ze noemt haar proza ‘Hollands binnenhuisrealisme’. Mensje beschrijft weergaloos het gewone leven en de fatalistische afloop daarvan doet dan weer denken aan de
naturalistische werken uit de 19e eeuw, waarin milieu, erfelijkheid en temperament bepalend waren voor de rest van je leven en er was geen ontkomen aan dit noodlot van het bestaan.

Ik las in de marge van haar boek ‘Overspel’ een citaat van Kees Fens….”op haar best bij het uitbeelden van kleinigheden die in de precieze verwoording tot ware tragedies uitgroeien.”

Mensje geeft in het vierkant van het Westerhem voorbeelden hoe zij aan de haal gaat met een simpel voorval. Ze ziet bijvoorbeeld een man op straat een portemonnee vinden, bedenkt dan dat hij onderweg is naar moeder die hem weer overlaadt met gezeur en gejammer. Op straat haalt de man de portemonnee weer tevoorschijn en kijkt naar een fotootje van wat een knap meisje lijkt te zijn, achterhaalt het adres, belt aan, wordt opengedaan door een struise vrouw die als beroep ondertiteling doet bij pornofilms en wat ie dacht dat een knap meisje zou zijn, blijkt haar zoontje te zijn die een grote poster van Poetin boven zijn bed heeft hangen. Of ze bedenkt als vegetariër zijnde een slager uit te beelden die echter veel sympathieker wordt dan dat ze ooit gedacht had van tevoren (haar roman Engelbert 1987). Het kan echter ook een vrouw zijn die ‘s ochtends bij het opstaan haar ring kwijt is, dan een ring pakt van haar schoonmoeder die ze ondersteboven draagt vanwege een of andere bombastische zegelring, maar niet doorheeft dat haar man die ring met opzet verstopt heeft, en zo fantaseert zij verder op een voorval dat kan uitgroeien tot een heel verhaal.

Dagboekperikelen en het korte verhaal

Toen ze na de uitgave van haar debuut ‘vast’ kwam te zitten, een soort writers block, adviseerde haar uitgever dan maar een dagboek bij te houden. Dat vond ze maar niets, dat is toch niets dan herkauwen over wat je hebt meegemaakt? Toch deed ze het, zij het met tegenzin. Toen ze later dat weer las, en daar de neerslag vond van haar huwelijk dat op de klippen liep, dacht ze ook meermalen, God wat een ‘raar’ wijf was ik soms, gelach uit de zaal, maar ook: wat liet ik over mijn heenlopen! Toch werd hieruit ‘Neerslag van een huwelijk’ geboren, een boek dat ook bij heruitgave de lof van vele boekrecensenten kreeg. Op aangeven van Alexander Reeuwijk leest Mensje voor uit die vermaledijde dagboeknotities, waarbij ze overigens in die passage juist wel relativeert en grapjes erover maakt. Wat ze werkelijk wil met schrijven is dat juist de schrijver helemaal verdwijnt uit het proza, en ook houdt ze een pleidooi voor herwaardering van het korte verhaal. Dat is een kunst apart en zou toch juist in deze tijd van haasten en een korte aandachtsboog, meer populairder dienen te worden. Zoals ooit haar uitgever tegen haar zei dat hij na afloop van het lezen van haar korte verhaal helemaal van slag was. Zo moet het zijn vindt Mensje, de lezer moet verbluft achter blijven.

Als laatste toegift leest de onderhoudende Mensje van Keulen die vol verhalen en anekdotes zit, een stukje voor uit een passage van een ongeruste toiletjuffrouw van Hotel Americain die in een soort Molly Bloom-monoloog haar dochter de oren wast en waarschuwt voor al die zogenaamde leuke mannen die uiteindelijk je teleurstellen en scheten laten in je keuken enzovoorts. Mensje van Keulen is een auteur die het verdiend om opnieuw onder de aandacht te komen in een tijd waarin veel schrijvers vooral autobiografische geschriften de wereld in slingeren.

Bezoek vooral de komende en laatste literaire avond van dit seizoen, dit keer met Menno Schilthuizen op vrijdag 10 mei. Opgave via de website: http://www.historischgenootschapbeemster.nl/2018/02/boeken-bij-betje-ontmoetingen-met-schrijvers-2/

Cor Wagenaar

Top